Spring naar inhoud

Financiën

8.1 Financiële strategie

In 2018 herijkten we onze financiële strategie. Deze strategie is nog steeds van toepassing. Op 28 april 2020 hebben de Aw en het WSW gezamenlijk de woningcorporaties geïnformeerd over de wijze waarop ze het Verticaal Toezicht hebben georganiseerd. Onderdeel daarvan is dat ze ook de ratio’s en de normen definitief hebben vastgesteld. Dit was voor ons de belangrijkste reden om het financieel beleid in 2020 te herzien. Het financieel beleid geeft, aanvullend op de financiële strategie, nadere duiding aan de door ons te hanteren financiële normen. 

Daarnaast zijn we zelf ook verder gegaan in de doorontwikkeling van ons beleid. Daarbij hebben we uiteraard externe ontwikkelingen nauwlettend in de gaten gehouden. Ook de voortgang in ons eigen denken en de uitwerkingen daarvan hebben geleid tot enkele aanpassingen in ons financieel beleid.

8.1.1 Positionering

In 2017 stelden we onze strategische koers 2018-2021 vast. We werken aan onze missie: een thuis voor onze huurders, nu en in de toekomst, waarbij we drie pijlers hanteren. Uitgangspunten uit deze pijlers die bepalend zijn voor onze financiële strategie zijn:

  • We maken duurzame keuzes in ons vastgoed, in onze bedrijfsvoering en stimuleren duurzaam woon- en werkgedrag;
  • we zijn financieel solide en houden in onze processen en beleid rekening met de effecten op lange termijn;
  • we werken altijd doelgericht en kostenbewust.

Deze uitgangspunten geven richting aan de financiële strategie. 

Afgeleid van de strategische koers omschrijven we onze financiële strategie als volgt:

Onze financiële strategie heeft als doel Actium financieel solide en duurzaam te laten zijn en blijven, ook voor de lange termijn.

Onze financiële strategie moet de lange termijn financiële continuïteit van Actium waarborgen. Wij sluiten daarvoor aan bij de eisen die vanuit extern toezicht worden gesteld. Door rekening te houden met mogelijke risico's die we lopen en onze risicobereidheid stellen we onze eigen interne financiële ratio's vast. De interne ratio's lichten we in deze paragraaf verder toe. 

De financiële strategie stelt eisen aan de financiële ratio's, ongeacht de keuzes voor de vastgoedportefeuille en de bedrijfsvoering. De verbinding met deze bedrijfsactiviteiten is vastgelegd in het financieel beleid. 

Samenhang

De verbindingen tussen de diverse strategie- en beleidsvormen vertaalden we in onderstaand overzicht:

8.1.2 Risicobereidheid

Gezien onze maatschappelijke doelstellingen kiest Actium ervoor om een risicobewuste corporatie te zijn. Teneinde ons vermogen optimaal te kunnen inzetten ten behoeve van onze volkshuisvestelijke doelen gaan we weloverwogen om met de mogelijke risico’s. Dat is zichtbaar in de huidige gezonde financiële positie. Wij proberen risico’s zoveel mogelijk te beperken, mits de (kosten van de) beheersmaatregelen in een gezonde relatie staan tot de hoogte van de mogelijke risico’s, passend bij onze taakstelling. Deze risicobereidheid vertaalt zich onder meer in het aanhouden van een hogere financiële buffer dan voorgeschreven door de externe toezichthouder en een voorkeur voor een zekere bedrijfsvoering boven eventuele resultaatmaximalisatie.

We werken in een wereld waarin veel verandert als het gaat om toezicht en wet- en regelgeving. Ook spelen er maatschappelijke ontwikkelingen die direct of indirect invloed hebben op ons beleid. Dat brengt risico’s met zich mee. De risico’s zijn beoordeeld op mogelijke impact en de kans dat het risico zich voordoet. Deze kwantificering hebben we vervolgens gebruikt voor het bepalen van onze interne norm voor een tweetal financiële kengetallen, te weten de ICR en de Loan to Value.

8.1.3 Kaders financiële strategie

Het hoofddoel van onze financiële strategie is het waarborgen van de financiële continuïteit binnen de vastgestelde kaders vanuit wet- en regelgeving. Die continuïteit waarborgen we door sturing op onze financiële ratio’s. Deze zijn vastgesteld vanuit de volgende subdoelen:

  1. We zetten de kasstromen maximaal in voor de realisatie van onze volkshuisvestelijke opgaven;
  2. we dragen zorg voor voldoende solvabiliteit om de financiële continuïteit te kunnen waarborgen en om daarmee financierbaar te blijven;
  3. het resultaat op onze primaire bedrijfsvoering is positief. We zijn financieel in control door het stellen van en sturen op normen voor een aantal beïnvloedbare uitgaven, gericht op een passende prijs-prestatieverhouding;
  4. we streven naar vermogensontwikkeling door te sturen op de financiering in relatie tot waardecreatie;
  5. we streven naar waardeontwikkeling door het hanteren van een toetsingskader voor investeringen. 

Het scheppen van kaders vanuit de financiële strategie heeft als doel om richting te geven aan beleid en aan (meerjaren-)plannen. En is kaderstellend als het gaat om het bepalen van de maximale inzet voor het bereiken van onze doelen. Dit is alleen mogelijk wanneer we de financiële continuïteit kunnen waarborgen. 

Sturing

Bij het maken van keuzes voor de optimale inzet van onze financiële middelen hanteren we de volgende kaders:

Ad 1) Maximaal inzetten van de kasstromen

We streven naar het maximaal inzetten van onze kasstromen voor de volkshuisvestelijke opgave. Deze opgave bepalen we vanuit de portefeuillestrategie. Met behulp van een strategisch beleidsinstrument (SBI) beoordelen we de haalbaarheid van de gewenste transformatie in onze vastgoedportefeuille. Bij eventuele ruimte in de kasstromen zoeken we naar realistische invulling van die ruimte. Uitgangspunt is om onze kasstromen zo veel mogelijk in te zetten voor onze volkshuisvestelijke taak. Dit is een terugkerend proces. De invulling kunnen we vanuit verschillende beleidsgebieden invullen.

Bij het maken van de keuzes voor optimale inzet van de kasstromen hanteren we een kader voor de rentedekkingsgraad, te weten de ICR (Interest Coverage Ratio).

Ad 2) Financiële continuïteit

Investeren en financiering, maar ook het eigen vermogen en de ontwikkeling daarvan hangen nauw met elkaar samen. Dat heeft te maken met de functies die het eigen vermogen vervult. Het eigen vermogen vervult naast de bufferfunctie een financieringsfunctie. De eerste functie spreekt voor zich; indien risico’s optreden die nog niet waren ingecalculeerd, kan het eigen vermogen worden aangesproken. Van de tweede functie maken we gebruik bij investeringen in sociaal onroerend goed (DAEB-investeringen).

Het eigen vermogen heeft ook een vangnetfunctie. Als de beleidswaarde van een investering toch niet geheel dekkend is voor de investeringskosten, kunnen we op beheerste wijze additioneel gebruik van eigen vermogen. 

Het is daarom geboden een goed inzicht te hebben in de vermogenspositie en de ontwikkeling daarvan. Tevens is het nodig om voor de buffer- en financieringsfunctie een minimum niveau te hanteren; slechts voor zover het eigen vermogen zich dan boven die grens begeeft, kan sprake zijn van een vangnet, zoals hiervoor beschreven.

We bewaken de financiële continuïteit door te sturen op de solvabiliteit. De solvabiliteit geeft de verhouding weer van het eigen vermogen ten opzichte van het totale vermogen. Een andere norm die de (ontwikkeling van de) financiële continuïteit weergeeft, is de Loan to Value (LtV). Deze ratio geeft de verhouding van het vreemd vermogen weer ten opzichte van de vastgoedbeleggingen in exploitatie, gewaardeerd op beleidswaarde. Omdat deze waarderingsgrondslag, evenals waardesturing, nog in ontwikkeling is, hanteren we onze eigen norm voor de LtV. 

Ad 3) Positief resultaat primaire bedrijfsvoering

Het positieve resultaat op de primaire bedrijfsvoering wordt in eerste instantie weergegeven door de operationele kasstromen. Aanvullend stellen we normen voor de hoogte van de netto beïnvloedbare bedrijfslasten. De normen worden jaarlijks herijkt en vastgelegd in de kaderbrief. De kaderbrief is de start van de planning & controlcyclus en geeft richting en kaders aan het opstellen van het jaarplan voor het aankomende jaar. 

Ad 4) Vermogensontwikkeling

We willen voorkomen dat we te veel vreemd vermogen aantrekken en daarmee onze financiële continuïteit in gevaar brengen. Daarom stellen we een grens aan de hoogte van de marktwaarde van de leningen in relatie tot de marktwaarde in verhuurde staat van het bezit. Dit is het financieringsplafond. Voorheen werd dit plafond bepaald op basis van de nominale waarde van de leningen, maar dit bleek voor het Aw en WSW niet voldoende zekerheid te geven bij liquidatie. Vandaar dat er in het nieuwe gezamenlijke beoordelingskader is gekozen voor de zogenaamde discontinuïteitsratio’s (dekkingsratio en onderpandratio), waarbij niet alleen naar de marktwaarde van het bezit, maar ook naar de marktwaarde van de leningen wordt gekeken. Deze dekkingsratio is door het Aw en WSW gezet op 70% en is gelijk aan de interne norm die Actium hiervoor hanteert. Gezien de ruimte die er zit in de andere ratio’s waar Actium op stuurt en waar wel een eigen scherpere interne norm wordt gehanteerd, zien we geen noodzaak om hiervoor een eigen scherpere signaalnorm te bepalen. Er zit voldoende ruimte op de ratio om tijdig bij te sturen bij een (forse) waardedaling van de marktwaarde van het bezit en/of een (forse) stijging van de marktwaarde van de leningen. Ditzelfde geldt voor de onderpandratio.

Ad 5) Toetsingskader investeringen

We streven naar het maximaal inzetten van onze middelen voor de volkshuisvestelijke opgave. Deze opgave bepalen we vanuit de portefeuillestrategie. Investeringsbeslissingen plaatsen we voornamelijk in het licht van de volkshuisvestelijke belangen, mits passend binnen de financiële meerjarenbegroting. 

Individuele investeringsbesluiten worden getoetst aan de meerjarenbegroting en aan het investeringsstatuut. Hierin liggen de financiële kaders vast per investeringsprodukt (produktmarktcombinatie). 

8.1.4 Normen financiële ratio's

In onderstaand overzicht staan de normen die wij hanteren voor de financiële ratio's. de normen van de externe toezichthouder Aw en borgsteller WSW staan ook in het overzicht. onze interne normen actualiseren wij jaarlijks en leggen we vast in een apart hoofdstuk van het jaarplan en de meerjarenbegroting. De interne normen zijn minimaal gelijk aan de externe normen. Waar de interne normen afwijken van de externe normen, is dit in het financieel beleid onderbouwd. 

Overzicht financiële ratio's

Definitie Norm extern* (DAEB) Norm intern (DAEB) Norm extern* (niet-DAEB) Norm intern (niet-DAEB)
Interest Coverage Ratio (ICR) min. 1,4 min. 1,6 min. 1,8 min. 1,8
Rentedekkingsgraad; het operationele resultaat exclusief rentelasten ten opzichte van de rentelasten        
Loan to Value max. 85% max. 77% max. 75% max. 75%
Maximaal percentage van de nominale schuld ten opzichte van de beleidswaarde van het bezit        
Solvabiliteit min. 15% min. 15% min. 40% min. 40%
Minimaal percentage van het eigen vermogen in relatie tot het balanstotaal op basis van de beleidswaarde        
Dekkingsratio max. 70% max. 70% max. 70% max. 70%
Maximaal percentage van de schuld gewaardeerd op marktwaarde ten opzichte van de marktwaarde in verhuurde staat van het bezit        
Onderpandratio max. 70% max. 70% max. 70% max. 70%
Maximaal percentage van de schuld gewaardeerd op marktwaarde ten opzichte van de in onderpand gegeven materiële vaste activa gewaardeerd op marktwaarde in verhuurde staat        

8.2 Financiële positie en kengetallen

In dit hoofdstuk geven we inzicht in de belangrijkste financiële ratio's per jaareinde 2020. De externe toezichthouders Aw en WSW publiceerden in 2020 de nieuwe normen. Om die reden bepaalden wij onze interne normen in 2020 opnieuw, die gelden vanaf 2021. Deze interne normen zijn vastgelegd en toegelicht in de vorige paragraaf.   

Voor 2020 golden nog de oude normen. In deze paragraaf zijn de ratio's derhalve nog afgezet tegen de normen zoals die golden voor 2020. 

Interest coverage ratio

De ICR geeft aan in hoeverre we in staat zijn om te voldoen aan bruto rente-uitgaven uit de kasstroom uit operationele activiteiten (inclusief vennootschapsbelasting) voor rente-ontvangsten en rente-uitgaven. Wij gebruiken intern een normwaarde van 1,6 (AW en WSW hanteren 1,4).

Jaar ICR Norm
2020 2,04 1,6
2019 1,79 1,6
2018 1,38 1,6

In 2020 realiseerden we een ICR van 2,04 (realisatie 2019 1,79). Dit was hoger dan de begrote ICR van 1,68. De hogere ICR kan worden verklaard door een hogere operationele kasstroom en lagere rentelasten.

De hogere kasstroom wordt vooral veroorzaakt doordat we in 2020 ruim € 1,1 mln aan korting op de verhuurderheffing konden verzilveren en meer subsidie hebben ontvangen(€ 0,9 mln.). Daarnaast is de saneringssteun komen te vervallen (ca. € 1 mln). Ook hebben we minder vennootschapsbelasting afgedragen en vielen de posten overige bedrijfslasten en personeelsuitgaven lager uit.(ca € 2,9mln) Daar tegenover staat wel een extra uitgave op de onderhoudsuitgaven van € 1,7 mln.

Loan to Value

De Loan to Value (waardering op beleidswaarde) geeft de financiering uitgedrukt in een percentage van de beleidswaarde van het DAEB en niet-DAEB bezit weer.  De Loan to Value voor 2020 komt uit op 51,0%. Wij hanteren intern een normwaarde van 69% (AW en WSW hanteerden ten tijde van begroting een norm van 75%. Gedurende 2020 is dit vastgesteld op 85%).

Jaar LTV (beleidswaarde) Norm
2020 51 69
2019 51,3 69
2018 55,5 65

Solvabiliteit

De solvabiliteit (bij waardering op beleidswaarde) geeft aan welk deel van onze bezittingen is gefinancierd met eigen vermogen (inclusief herwaarderingsreserve). En welk deel we financierden met vreemd vermogen. De solvabiliteit geeft aan of we op lange termijn aan onze verplichtingen kunnen voldoen. De solvabiliteit voor 2020 komt uit op 41,8%.

De intern gehanteerde normwaarde is 26% (AW en WSW hanteerden ten tijde van begroting een norm van 20%. Gedurende 2020 is dit vastgesteld op 15%).

Jaar Solvabiliteit (beleidswaarde) Norm
2020 41,8 26
2019 40,7 26
2018 42,1 35

Dekkingsratio

De dekkingsratio (op basis van marktwaarde in verhuurde staat) geeft het plafond aan van de borgingsfaciliteit van het WSW. Deze wordt bepaald door het schuldrestant van de bij het WSW geborgde leningen in verhouding tot de marktwaarde in verhuurde staat van het bij het WSW ingezette onderpand. De intern gehanteerde norm is 64%. (AW en WSW: 70%).

Per april 2020 is de berekening van de dekkingsratio gewijzigd (namelijk marktwaarde leningen / marktwaarde bezit). Daarmee komt de dekkingsratio uit op een percentage van 44%.

Jaar Dekkingsratio (marktwaarde in verhuurde staat) Norm
2020 25 64
2019 25,9 64
2018 28,4 70

8.3 Waardeontwikkeling vastgoed en vermogen

8.3.1 Waardeontwikkeling vastgoed

De marktwaarde in verhuurde staat (vervolg marktwaarde) en de beleidswaarde bepalen we op basis van de uitgangspunten zoals opgenomen in het waarderingshandboek.

Marktwaarde

Met ingang van de jaarrekening 2016 moeten woningcorporaties de activa waarderen op marktwaarde in verhuurde staat. Dit is vastgelegd in de Woningwet.

De marktwaarde van onze activa bedraagt in 2020  € 1.795 mln. Deze berekening is gebaseerd op de basisvariant voor onze woningen, parkeerplaatsen en woonwagens en de full versie voor ons overig bezit (BOG, MOG, ZOG). In 2019 bedroeg de marktwaarde € 1.679 mln. Dit betekent een stijging van € 116 mln, oftewel een waardegroei van 6,9%. De  waardegroei is grotendeels toe te schrijven aan de gunstige woningmarkt en de actualisatie van het handboek. 

De stijging van de marktwaarde in 2020 van € 116 mln wordt verklaard door:

Ontwikkeling marktwaarde 2020 (x € 1 mln)

Ontwikkeling marktwaarde in verhuurde staat 2020 (x € 1 mln)    
     
Nieuwbouw, aankoop en investeringen 47  
Verkoop en sloop -18  
     
     
Jaar opschuiving (1,4%)* 23  
WOZ stijging (leegwaarde) handboek 2020 tov 2019** 63  
Overige 1  
     
Totale stijging 2020 116  
     
* het handboek modelmatig waarderen marktwaarde rekent met een inflatie van 1,4%    
** aanname dat 50% van de marktwaarde wordt bepaald door de leegwaarde    

Beleidswaarde

De beleidswaarde* is berekend op basis van de marktwaardemethodiek. Bij het bepalen van de marktwaarde wordt de huur na mutatie op de markthuur gezet en worden woningen uitgepond als dit een hogere marktwaarde oplevert. Als corporatie hebben we de maatschappelijke taak om woningen te blijven verhuren voor een betaalbare huurprijs en zullen we deze waarde dus nooit ontvangen. Daarom hechten we meer waarde aan de beleidswaarde, waarbij de huren na mutatie ingerekend worden tegen de streefhuur. Dit geeft een daling van de marktwaarde van € 388 mln (betaalbaarheid). Daarnaast worden de woningen niet uitgepond in het kader van beschikbaarheid. Dit brengt een daling van de marktwaarde van € 193 mln. Tenslotte wijken onze kosten voor onderhoud en beheer af van de normatieve kosten die beleggers hanteren. Dit heeft onder meer te maken met de uitgaven die we doen in het kader van leefbaarheid en onze hogere onderhoudseisen. Voor onze onderhoudslastenbedraagt de afslag € 257 mln en voor onze beheerlasten bedraagt dit € 77 mln. Daarmee komt de beleidswaarde uit op € 788 mln.
* Betreft alleen de huurwoningen, voor alle niet woningen is de beleidswaarde gelijk aan de marktwaarde

De ontwikkeling van de beleidswaarde wordt deels beïnvloed door de ontwikkeling van de marktwaarde in verhuurde staat zoals hiervoor toegelicht, omdat de beleidswaarde de marktwaarde als vertrekpunt neemt. De beleidswaarde vormt een deel van het verticaal toezichtsmodel van de AW en WSW. In het jaar 2020 zijn de normen van onderhoud en beheer bepaald voor de beleidswaarde. 

De beleidswaarde kent als vertrekpunt de marktwaarde in verhuurde staat. Waarbij we in het kader van de beschikbaarheid, betaalbaarheid, kwaliteit en beheer aansluiting zoeken bij ons eigen beleid in plaats van uitgangspunten in de markt. Met deze toelichting wordt nadere duiding gegeven aan het deel van de waarde van het vastgoed. En dus van het corresponderende deel van het vermogen dat we als gevolg van ons beleid niet of pas op zeer lange termijn kunnen realiseren. 

WOZ waarde

De gemeenten hebben de waarde van ons bezit voor de onroerendzaakbelasting getaxeerd op € 2.103 mln (prijspeil januari 2019). Volgens de jaarrekening 2019 bedroeg de WOZ-waarde € 1.956 mln (prijspeil 1 januari 2018). Dit betekent voor 2020 een waardestijging van 7,5% voor het totale bezit. 

Onderstaande grafiek geeft een overzicht van de waardering van de activa in 2020 bij toepassing van de verschillende waarderingsmethodieken.

Onderdeel 2020 2019
WOZ / leegwaarde 2103 1956
MW verhuurde staat 1795 1679
Beleidswaarde 879 849

8.3.2 Waardeontwikkeling vermogen

Ons eigen vermogen is in 2020 met € 102 mln, zijnde het positief jaarresultaat, gestegen naar € 1.304 mln. Het gerealiseerde resultaat over 2020 is daarmee € 99 mln hoger dan begroot (-/- € 0 mln).Dit verschil is grotendeels te verklaren door de hoge toename van de waarde van de activa in exploitatie (realisatie € 87 mln ten opzichte van begroot -/-€ 36 mln) . Verder was er sprake van een waardeverandering in de financiële vaste activa (derivaten) van -/- € 8 mln, een toename van de bedrijfslasten (incl. belasting) van € 13 mln.

De hoogte van het eigen vermogen hangt sterk af van de gehanteerde waarderingsgrondslagen voor de vastgoedbeleggingen in exploitatie. Onderstaande grafiek laat het eigen vermogen zien bij de verschillende waarderingstoepassingen.

  2020 2019
WOZ / leegwaarde 1612 1455
MW verhuurde staat 1304 1204
Beleidswaarde 388 374

Beleidsmatige beschouwing op het verschil tussen de marktwaarde en de beleidswaarde van het vastgoed in exploitatie

Het bestuur van Actium maakte een inschatting van het gedeelte van het eigen vermogen dat bij ongewijzigd beleid niet of eerst op zeer lange termijn realiseerbaar is. Deze schatting ligt in lijn met het verschil tussen de beleidswaarde van het DAEB-bezit en het niet-DAEB bezit in exploitatie en de marktwaarde in verhuurde staat van dit bezit, en bedraagt circa 915 mln. Het verschil tussen de marktwaarde en de beleidswaarde ultimo 2020, voor wat betreft de sociale huurwoningen, bestaat uit de volgende onderdelen:

(x € 1 mln)    
Marktwaarde in verhuurde staat*   1.703
Beschikbaarheid (doorexploiteren) -193  
Betaalbaarheid (huren) -388  
Kwaliteit (onderhoud) -257  
Beheer (beheerkosten) -77  
Subtotaal -915  
Beleidswaarde*   788

Dit impliceert dat circa 70% van het totale vermogen niet of eerst op zeer lange termijn realiseerbaar is. Gezien de volatiliteit van (met name) de beleidswaarde, is dit aan fluctuaties onderhevig. In het bedrag van de afslag voor betaalbaarheid zit een aandeel als gevolg van de verhuurderheffing. Deze belastingheffing op sociale huurwoningen heeft een extra dempend effect op de waarde van het bezit.

Verklaring verschil eigen vermogen

Het eigen vermogen volgens de balans, is gebaseerd op de waardering van de activa op de marktwaarde in verhuurde staat. 

De marktwaarde in verhuurde staat gaat uit van winstmaximalisatie met markthuren of uitponden bij mutatie en minimale normen voor beheer en onderhoud. Wij hebben de maatschappelijke plicht om voldoende betaalbare woningen te (blijven) verhuren aan onze doelgroep. Deze woningen moeten voldoen aan onze interne kwaliteitseisen, want wij willen goede service bieden aan onze huurders. We voelen ons verantwoordelijk voor hun leefomgeving en wooncomfort. Genoemde factoren leiden tot een lager vermogen van € 915 mln (circa € 56.793 per gewogen vhe). Dit is onze maatschappelijke inbreng.

Vermogensspecificatie per woning

Onderstaande figuur laat de opbouw van ons vermogen zien, gerelateerd aan de verschillende waarderingen, omgerekend naar de waarde per woning. Hieruit blijkt dat onze vrije investeringscapaciteit op basis van eigen vermogen € 15.473 per woning (2019: € 8.403) bedraagt en in totaal  € 249 mln, in 2019 bedroeg dit € 134 mln. De stijging in investeringscapaciteit is te verklaren doordat de solvabiliteitseis is verlaagd.

Vermogensspecificatie per woning

Basis: eigen vermogen marktwaarde verhuurde staat per woning (x € 1)   80.490
Beschikbaarheid -11.987  
Betaalbaarheid -24.091  
Kwaliteit -15.957  
Service / leefbaarheid -4.759  
Eigen vermogen beleidswaarde   24.146
Investeringscapaciteit -15.473  
Noodzakelijke eigen vermogen buffer   8.673

8.4 Kasstromen

Het jaarresultaat wordt sterk beïnvloed door effecten van boekhoudkundige aard. Met name door af- en opwaarderingen vastgoed en de onrendabele top van te ontwikkelen vastgoed. De kasstromen geven een objectiever beeld van de ontwikkeling van de financiële positie. De gerealiseerde kasstromen (operationeel en investeringen) in 2020 zijn:

Totale kasstroom        
Bedragen in € x 1 mln        
  Realisatie Begroting Verschil Verschil in %
Operationele kasstroom 15 10 5 50%
(Des)investeringskasstroom -35 -54 19 -35%
Mutatie liquide middelen 7 5 -2  
Financieringskasstroom -13 -39 26  

De totale financieringskasstroom is uitgekomen op €13 mln. Het verschil met de begrote kasstroom bedraagt -€26 mln. Dit betekent dat de leningenschuld €26 mln lager uitkomt dan begroot.

Toelichting operationele kasstroom

De operationele kasstroom komt € 4,8 mln hoger uit dan begroot. Dit wordt vooral veroorzaakt door de volgende posten:

  • Meer vergoedingen ontvangen (+€ 0,9 mln);
  • Minder verhuurdersheffing (+€ 1,5 mln);
  • Minder personeelsuitgaven (+€ 0,7 mln);
  • Minder rente-uitgaven (+€ 0,3 mln);
  • Minder sectorspecifieke heffingen (+€ 0,9mln);
  • Minder Vpb (+€ 1,3 mln);
  • Meer onderhoudsuitgaven (-€ 1,7 mln);
  • Minder overige bedrijfslasten (+€ 0,9 mln);

Toelichting (des)investeringskasstroom

De investeringskasstroom komt € 19,0 mln lager uit door:

  • Uitstellen van nieuwbouwprojecten (+€ 17 mln);
  • Uitstellen van woningverbeteringen en inkoopvoordelen ( +€ 2,0 mln);

8.5 Financiering en Renterisicobeheer

8.5.1 Financiering

Het huidige Treasury- en beleggingsstatuut en Financieringsbeleid werden in 2019 vastgesteld.

Beleid

Voor een kapitaalintensieve organisatie is het, om de financiële continuïteit te kunnen waarborgen, van belang de juiste keuzes te maken in de financiering van onze activiteiten. Ons financieringsbeleid kent de volgende subdoelstellingen die zijn opgenomen in het treasury- en beleggingsstatuut:

  • Blijvend toegang tot de geld- en kapitaalmarkt om te voldoen aan de betalingsverplichtingen en de mogelijkheid om nieuwe projecten te financieren;
  • Het identificeren en het beheersbaar houden van risico’s.

Financiering en financierbaarheid voeren we uit onder de regeling van het Treasury- en beleggingsstatuut.

Uitgangspunt in dit statuut is dat we voldoen aan de Aw/WSW-voorschriften. Ons primaire doel is het minimaliseren van de gemiddelde vermogenskostenvoet en het egaliseren van renterisico’s in de tijd. De normen en streefwaarden die we daarbij hanteren zijn vastgelegd in het Financieringsbeleid en vallen binnen de normen van het Financieel beleid en het Treasury- en beleggingsstatuut. 

We zijn voor de financiering van de bedrijfsactiviteiten, dus ook voor investeringen, voor een belangrijk deel aangewezen op vreemd vermogensverschaffers. Doorgaans zijn dat de BNG en de Waterschapsbank. In 2020 is er wel een verandering ontstaan en komen er andere vermogensverschaffers er bij zoals Achmea en Aegon. Verschaffers van vreemd vermogen zijn daartoe alleen bereid als zij er voldoende vertrouwen in hebben dat wij steeds in staat zijn om rentebetalingen en aflossingen te voldoen. Bij dat vertrouwen speelt het WSW een belangrijke rol. Daarom wordt in het statuut, waar nodig, op parameters van het Aw/WSW aangesloten.

Veruit de belangrijkste eis is de kasstroomtoets (ICR). Jaarlijks voert het Aw/WSW een toets uit op de bij Corpodata ingediende informatie (dPi). Deze toets laat zien in hoeverre de zogenaamde operationele kasstroom voor de komende vijf jaar (steeds) toereikend is om renteverplichtingen te voldoen. Het gaat hier om prognosegegevens die uiteraard zo realistisch mogelijk moeten zijn.

Daarnaast beoordeelt het Aw/WSW de verhouding van het vreemd vermogen ten opzichte van de materiële vaste activa in exploitatie, gemeten naar de beleidswaarde (Loan to Value).

Bedrijfsactiviteiten worden in eerste instantie gefinancierd met eigen middelen. Het aantrekken van middelen is afhankelijk van het tempo waarin verkopen van bestaande woningen worden geëffectueerd en investeringen in nieuwbouw en herstructurering plaatsvinden. Financiering op maat is hierbij gewenst en noodzakelijk. Onze financieringsbehoefte wordt bepaald door de financiële meerjarenprognose voor vijf jaar. Vanuit de jaarlijkse begroting vloeit een prognose voor één jaar voort. Deze prognose verwerken we in het treasury jaarplan. Het vormt de basis voor de uitvoering, de aansturing van en de controle op de treasury werkzaamheden voor het komende jaar. In de tertiale rapportage nemen we de nieuwe prognose met betrekking tot de liquiditeitsbehoefte op tot het einde van het jaar. Hierbij maken we een analyse van de verschillen ten opzichte van het jaarplan.

Op basis van de kasstroomprognose stellen we het treasury jaarplan op als onderdeel van de begroting. In dit plan beschrijven we de operationele acties met betrekking tot de treasury , zoals het aflossen en aantrekken van leningen.

Het treasury- en beleggingsstatuut (TS), het Financieringsbeleid (FB) en de AO/IC binnen het vastgestelde reglement financieel beleid en beheer, bepalen de spelregels waarbinnen we treasury-activiteiten uitvoeren. Het treasury jaarplan is ondergeschikt aan de geldende wet- en regelgeving en/of het TS en/of het FB en of de AO/IC van Actium.

Leningenportefeuille

Ultimo 2020 zijn onze materiële vaste activa (op beleidswaarde) voor 53% gefinancierd met vreemd vermogen. Van het schuldrestant van € 465,5 mln eind 2020 inclusief € 17 mln wat nog opgenomen kan worden, wordt € 455,4 mln (97,8%) geborgd door het WSW. € 10,1 mln (2,2%) wordt geborgd door gemeenten. De aflossingsverplichting 2021 is € 6,7 mln en is verantwoord onder kortlopende schulden.

Naar aanleiding van de beoordeling van de financiële positie heeft het WSW op 4 augustus 2020 verklaard dat wij voldoen aan hun eisen van kredietwaardigheid. Het borgingsplafond, wat het maximale bedrag aan geborgde leningen is, komt voor 2020 uit op € 465,4 mln. Voor 2021 en 2022 is dit voorlopig € 551,5 mln. Dit borgingsplafond is gebaseerd op de investerings- en herfinancieringsprognose 2020-2022.

In 2020 losten we een totaal van € 18,3 mln aan leningen af. In 2020 zijn er 5 nieuwe leningen ontvangen met een totaal bedrag van € 41,1 mln. Daarnaast  is er een bedrag van € 9,5 mln teruggeplaatst op de variabele roll-over leningen. Per saldo bedraagt de kasstroom uit financieringsactiviteiten €13,3 mln.

In 2020 trokken we geen leningen aan die nog gestort moeten worden in 2021 of volgende jaren.

De variabele roll-over leningen zijn op balansdatum 2020 niet volledig opgenomen. Er is totaal een bedrag van € 17 mln teruggeplaatst. De leningenportefeuille bestaat uit 68 leningen van in totaal 8 geldverstrekkers.

8.5.2 Renterisicobeheer

Bescherming tegen renterisico

Flexibiliteit in financiering is wenselijk en daarvoor worden mogelijkheden binnen onze leningenportefeuille gecreëerd.

We maken daarbij gebruik van roll-over leningen met een variabele hoofdsom. Deze leningen kunnen wij op de door ons gewenste momenten aflossen en weer opnemen. Ultimo 2020 bestaat de leningenportefeuille voor 7,3% uit dit soort leningen. Deze kennen een renteconversie-moment van één maand. Daarnaast hebben wij twee roll-over lening met een vaste hoofdsom (2% van de leningenportefeuille). Uit de roll-over leningen kunnen renterisico’s volgen. Om deze risico’s af te dekken, maken we gebruik van de volgende derivaatproducten: embedded caps en embedded floors. 

De variabele roll-over leningen zijn op balansdatum voor 50% opgenomen.

Renterisico (Aw/WSW methodiek)

Volgens de richtlijnen van het Aw/WSW bestaat het renterisico uit de eindaflossingen en reguliere aflossingen van leningen, renteconversies, opslagherziening van basisrente (voor 50%) en rente-instrumenten. Het Aw/WSW houdt geen rekening met voorgenomen investeringen. Het Aw/WSW beschouwt per jaar minder dan 15% renterisico over de eerste vijf jaren als een laag risico.

Wij hanteren intern de norm van 15%, waaraan jaarlijks wordt voldaan.

Interne organisatie

Binnen de interne organisatie van de treasury-functie is de directeur-bestuurder eindverantwoordelijk en houdt de Raad van Commissarissen (RvC) toezicht. De verschillende rollen en verantwoordelijkheden zijn vastgelegd in het reglement financieel beleid en beheer.

Onze treasurycommissie (TC) bestaat uit de manager F&C, de medewerker P&C (uitvoerende) en een vaste externe adviseur (Zanders). De directeur-bestuurder en controller zijn als toehoorder aanwezig bij de vergaderingen van de TC.

De TC komt minimaal vier keer per jaar bijeen. Alle besluiten over het aangaan van nieuwe transacties, oversluitingen en alle besluiten die gaan over derivaten worden besproken in de TC. De TC adviseert hierover aan de directeur-bestuurder en de transactievoorstellen worden voor akkoord geparafeerd door de directeur-bestuurder en de manager F&C. Pas daarna is de medewerker P&C bevoegd tot het uitvoeren van de genomen besluiten. De TC handelt binnen de kaders van het treasury- en beleggingsstatuut, het financieringsbeleid en het treasury jaarplan. In het treasury- en beleggingsstatuut zijn de minimale ratingseisen vastgesteld ter beperking van het krediet-/tegenpartijrisico.

De interne organisatie rondom derivaten is verder uitgewerkt in het treasury- en beleggingsstatuut (TS). Dit statuut is in 2019 vastgesteld door de directeur-bestuurder en goedgekeurd door de RvC. Het TS wordt indien nodig jaarlijks geactualiseerd. In het TS staan de risico’s die de treasury functie raken, waaronder het renterisico, het kredietrisico, het liquiditeitsrisico, het tegenpartijrisico en de risico’s rondom derivaten en beleggingen. De beheersing van de genoemde risico’s vindt plaats door het stellen van kaders en randvoorwaarden in het TS, die verder zijn uitgewerkt in het Financieringsbeleid (FB). Bij besluitvorming vormen de kaders en randvoorwaarden uit het TS en FB het toetsingskader.

Treasury maakt integraal onderdeel uit van de interne sturing en beheersing en is geïntegreerd in de P&C-cyclus. Zo stellen we jaarlijks een treasury jaarplan op als onderdeel van de begroting en rapporteren we ieder tertiaal over de voortgang. We brachten een functiescheiding in de treasury functie aan door de front- en de backoffice bij verschillende afdelingen en functionarissen onder te brengen.

Om voldoende professionaliteit te waarborgen binnen de toezichthoudende rol van de rvc wordt periodiek een treasury-cursus of -seminar gevolgd. Daarnaast hebben meerdere leden van de rvc een financiële achtergrond.

8.6 Meerjarenperspectief

Onderstaande tabel laat de financiële ratio's zien voor de periode 2021-2025 (bron: Actium jaarplan 2021, inclusief financiële meerjarenbegroting 2021-2025).

Financiële ratio's 2021 - 2025

Financiële kaders 2021 2022 2023 2024 2025
ICR 1,95 2,43 2,11 2,34 2,31
Loan to Value (Beleidswaarde) 58,3% 60,9% 64,3% 69,7% 72,3%
Solvabiliteit (Beleidswaarde) 36,0% 33,5% 29,6% 24,6% 21,9%
Dekkingsratio (Marktwaarde) 39,4% 39,3% 39,4% 40,3% 39,0%

Belangrijke risicofactoren die zowel een gunstige als ongunstige invloed kunnen uitoefenen op het meerjarenperspectief zijn:

  • Politieke ontwikkelingen (waaronder klimaatakkoord en huurprijsbeleid);
  • Belastingen en heffingen (met name verhuurderheffing en belastingen zoals de vennootschapsbelasting);
  • Consequenties wet- en regelgeving (bijvoorbeeld aangescherpte regelgeving ten aanzien van stikstof en PFAS);
  • Marktontwikkelingen in de bouwsector en het risico van prijsstijgingen;
  • (Prijs-)ontwikkeling in de woningmarkt en de realisatie van de verkopen;
  • Rente-ontwikkelingen op de kapitaalmarkt.

8.7 Verbindingen

We hebben één verbinding het Dingspel Assen B.V.. Dingspel Assen B.V. is bij notariële akte opgericht op 15 maart 2007. Vennoten van deze besloten vennootschap waren Woonstichting Actium, Stichting Woningbeheer Assen en Credo Integrale Planontwikkeling BV. Credo Integrale Planontwikkeling BV heeft 33,33 procent van de geplaatste aandelen en Stichting Actium (na de fusie met Stichting Woningbeheer Assen) 66,67 procent van de geplaatste aandelen.

Het doel van de samenwerking met Credo Integrale Planontwikkeling BV is om de transformatie tot stedelijk woongebied van een gedeelte van het oude stadsbedrijventerrein in Assen te realiseren. Deze samenwerking is vastgelegd in het Treanth Consortium.

Dingspel Assen BV heeft ten doel het ten behoeve van de volkshuisvesting ontwikkelen en optimaliseren van woningbouw. Onder meer door de aan- en verkoop van onroerende zaken en het beheren van de verworven locaties. Wij bezitten twee derde deel van het geplaatste aandelenkapitaal van € 18.000. Er zijn tot nu toe geen woningen in de verbinding gerealiseerd. Ter gedeeltelijke financiering van de door Dingspel Assen BV verrichte aankopen, verstrekken wij geldleningen van in totaal nominaal € 1.110.138. Voorwaarden zijn dat deze geldleningen uitsluitend bestemd zijn voor de financiering van locaties binnen het plangebied Havenkwartier. De geldlening is per 1 januari 2020 verlengd met drie jaar en loopt tot 1 januari 2023. Hiervoor is ontheffing door Autoriteit woningcorporaties ontvangen. 

Dingspel Assen BV is niet geconsolideerd meegenomen in de jaarrekening. In 2020 vonden geen nieuwe verwervingen plaats, evenmin zijn opstallen verkocht. Het verschuldigde rentepercentage bedraagt de jaarlijks op 1 januari geldende 1-jaars Euribor, verhoogd  met 1 procent. De rente wordt aan het einde van ieder kwartaal voldaan. De verdeling hiervan vindt plaats conform de lening verhouding.

Het resultaat over het boekjaar 2020 bedraagt € 1.263 negatief. In 2019 was dit € 15.235 positief. Het resultaat wordt toegevoegd  aan het eigen vermogen van Dingspel Assen BV. Voor het aandeel in het negatieve vermogen van Dingspel namen wij geen voorziening op omdat wij ons niet aansprakelijk stelden voor de schulden die door Dingspel zijn aangegaan.

In 2016 hebben wij  wel een voorziening getroffen voor de verstrekte geldleningen. Reden hiervoor is de grote afwijking van de WOZ-waarde van de panden ten opzichte van de oorspronkelijke aanschafwaarde waarvoor de geldleningen zijn verstrekt.

De directeur-bestuurder van Actium is tevens bestuurder van de verbinding. Daarmee valt de verbinding ook onder het toezicht van de raad van commissarissen van Actium. De jaarrekeningen van de verbindingen worden goedgekeurd door de raad van commissarissen, net als activiteiten die in de verbinding plaatsvinden.

Deelneming Dingspel Assen BV wordt gewaardeerd volgens de vermogensmutatiemethode. Dat is de nettovermogenswaarde ultimo boekjaar. Dit betekent dat de deelneming wordt gewaardeerd op dezelfde grondslagen als die van Actium. De deelneming heeft een negatief eigen vermogen en daarmee een negatieve netto vermogenswaarde. In naleving van de richtlijn RJ252.402 is geen voorziening getroffen voor de deelneming.

Naam Zetel Maatsch. kapitaal Gestort kapitaal Deelname Type deelneming
Dingspel Assen BV Assen € 90.000 € 12.000 66,67% Vastgoedontwikkeling

Volgend hoofdstuk: 09 Risicoparagraaf